Bouwverslag Dornier Do24K , schaal 1/10

Bedankt voor de leuke reacties!

@juwi , voor nu heb ik de cowl's met een druppeltje tussen de magneten bevestigd. Aankomende winter zal ik een definitieve reparatie doen.
@Jonkje , ik denk eerder een tegenstander . . . . .
@hoeby , de wekker ging om 0500 . . . . maar dan heb je ook wel het rijk alleen.
@freekt , gaat weer een mooi project worden, deze keer een één motorig toestel.

Mvg,

Bart
 
Ik bedoel een trailer met een glimp van het volgende model, een soort teaser, om ons vast warm te maken voor het volgende bouwverslag. Net als bij games gebruikelijk is...

Maareuu, laat maar, ben het draadje ah vervuilen

Freek
 
VERHAAL R.J. Idzerda 03-03-1942 (Een bevlogen avontuur, 2002)


De bemanningen stapten over op Domier 24's en Catalina's. Ik gaf mijn motorfiets met pijn in het hart weg aan een
achterblijven, die ik liet beloven mijn ouders te bellen zodra wij gestart waren, om ze in te lichten dat ik naar het
buitenland was vertrokken. Mijn Dornier had motorstoring en kon niet met de anderen vertrekken. Na een haastige
reparatie konden we pas 's nachts opstijgen, een niet geringe prestatie van de vliegers in het pikkedonker op die vrij
smalle, bochtige rivier. Ik kon toen niet vermoeden dat ik mijn vaderland pas na ruim 3 1/2 jaar zou terugzien.
Ons doel was Broome, een klein parelvissersdorp aan een baai aan de westkust van Australië. De afstand was bijna
2000 km, wat voor de Dornier Do 24 alleen te halen was dankzij een grote hoeveelheid meegenomen bezineblikken, die
wij van binnen uit, gedurende de vlucht, in de buitenboord-Lanks, de zogenaamde 'stummels' tevens drijflichamen,
moesten gieten. De constante benzinelucht die in het vliegtuig hing, maakte de vlucht verre van aangenaam, om van de
vrees voor Japanse jagers maar niet te spreken. Overigens had ik andere zorgen aan mijn hoofd: ik was immers
verantwoordelijk voor de navigatie, die ik moest doen met behulp van een kleine kaart gescheurd uit een Bos-atlas, met
in de linker bovenboek Java en rechts onderin Australië. Ik trok een rechte streep en moest er zien te komen. Enfin,
Australië kon ik moeilijk missen, maar toen wij na meer dan 10 uur vliegen eindelijk de kust aanliepen, vroeg de
vlieger: "Moeten we bakboord of stuurboord uit?" Een redelijke vraag, maar ik had geen flauw idee bij het ontbreken
van enig herkenningspunt. Dus ik gokte met 50% kans: "Stuurboord, meneer." Fout dus. Hoewel deze fout
waarschijnlijk onze bemanning het leven heeft gered, zoals later zal blijken. We volgden de kust dus in zuid-westelijke
richting en kwamen met de laatste druppels benzine aan bij een plaatsje dat ik wist te identificeren als Port Hedland. We
landden op zee en taxieden het haventje binnen in de hoop benzine te kunnen krijgen, want inmiddels hadden we wel
door dat we voor Broome de tegenovergestelde kant op moesten. Maar het dorp leek uitgestorven. Ik werd met de
telegrafist in de rubber boot naar de wal gestuurd om op onderzoek uit te gaan. Plotseling zagen we een verweerde kop
onder een breedgerande hoed om de hoek van een muur verschijnen, gevolgd door de rest van de Aussie toen hij in de
gaten kreeg dat we geen Japanners waren. Men had onze Dornier, getooid in die dagen met driekleurige cirkels op romp
en vleugels, aangezien voor een Japans vliegtuig met rode 'zonnen'.
Na getankt te hebben stegen we op om met het laatste licht nog net Broome te bereiken, waar we in de grote baai
landden en voor anker gingen. De volgende ochtend werden de telegrafist en ik weer naar de wal gestuurd om
poolshoogte te nemen. Imniddels hadden we al gezien dat de baai vol met onze vliegboten lag, negen Dorniers en
Catalina's - alles wat er nog over was van de MLD, behalve de paar die naar Colombo waren uitgeweken. We waren
nog maar net aan de wal, of we hoorden het gebrom van meerdere vliegtuigen, hoog in de lucht. We zagen een keurige
formatie van negen jagers, die eerst overgingen in 'line astem' en vervolgens één voor één naar beneden doken. Ik wilde
net tegen mijn maat opmerken wat een fraaie vliegtuigen die Australiërs toch hadden, toen ik ze plotseling herkende: de
gevrees de Zero's!
En toen brak de hel los: eerst een riedel met hun 7.6's om goed in te schieten, gevolgd door het doffe 'pompompom' van
hun 20 mm. Schieten konden ze, die 'kippige' Jappen, de één na de ander van onze vliegboten vloog in brand. Het viel
ons op hoe de Catalina's veel feller brandden dan de Domiers: volgens zeggen bevatte het Amerikaanse aluminiumalliage
meer magnesium... Onze eigen Domier, die als laatkomer wat apart lag, leek aanvankelijk de dans te ontspringen
omdat hij gedeeltelijk schuil ging onder de zwarte rook. Achteraf bleek dit de redding van onze bemanning te zijn
geweest, want ze hadden de tijd om overboord te springen. Dat was helaas niet het geval bij de overige
vlicgbootbemanningen, waarvan bovendien enkelen nog de wanhopige moed hadden opgebracht om met de
boordmitrailleurs terug te schieten. Pas jaren later, na de oorlog, las ik in een verslag van Japanse zijde dat één van de
Zero's was getroffen en een 'ditch' in de Timorzee heeft moeten maken.
In tegenstelling tot ons vliegtuig waren de anderen afgeladen met vrouwen en kinderen van marinepersoneel, en de
gevolgen waren verschrikkelijk: 48 mensen, onder wie 32 vrouwen en kinderen, hebben de dood gevonden en 32
werden gewond in de paar minuten dat de aanval duurde. Overigens waren wij aan de wal ons van niets bewust, we
namen eigenlijk min of meer aan dat die fitte bemanningen zich zwemmend wel zou weten te redden.
Plotseling zag ik dat van één van de jagers zich een voorwerp losmaakte dat vervolgens precies op ons af kwam. Op dat
moment dacht ik dat mijn tijd echt gekomen was - een bom op korte afstand overleef je niet. Zoals ons was geleerd
wierp ik mij plat op de grond, klemde de klep van mijn pet tussen mijn tanden en stopte mijn vingers in mijn oren als
bescherming tegen de luchtdruk. Maar de knal bleef uit, ik deed mijn ogen voorzichtig open, en zag de 'bom' met een
forse deuk vlak voor mij liggen: een afgeworpen 'droptank'! Wij hadden toen nog nooit gehoord van een dergelijke tank
voor het meevoeren van extra benzine, maar ik begreep wel dat een bom nooit een deuk kon hebben na de val.
Enigszins van de schrik bekomen zijn wij toen in ons bootje gestapt om te kijken of we onze maten konden helpen. Ik
zag op een gegeven moment een rond, kaal en zwart hoofd van iemand die kennelijk in moeilijkheden verkeerde (ik
dacht even dat het een Indonesiër was) en ik sprong in het water om hem in ons bootje te tillen, toen ik tot mijn
verbijstering zag dat het een Europese vrouw was. Haar gezicht was vreselijk verbrand en zwart geblakerd. Ze had ook
nog een dode baby onder één arm en vertelde huilend dat ze nog een kind bij zich had gehad. Dat kind hebben we niet
meer gezien. Later bleek dat het mevrouw Amsterdam was, de echtgenote van luitenant-ter-zee der eerste klasse
Amsterdam: zij hadden alle drie hun kinderen verloren en zelf ernstige brandwonden opgelopen.
De aanval was spoedig voorbij, maar de ontreddering en chaos bleven. Iedereen verwachtte een Japanse landing of
volgende aanvallen op korte terrnijn. Bovendien ontbrak alle leiding: de oudste overlevende, een overste van de MLD,
bleek volledig gedemoraliseerd en niet tegen zijn taak opgewassen. Iedereen, ook de Australische inwoners van Broome
- de vrouwen en kinderen waren al geëvacueerd - was van mening dat het zaak was om zo spoedig mogelijk te
vertrekken naar het veiliger zuiden van Australië.
Spannend verhaal wat wel heel treurig afloopt.
Eigenlijk weten we minder af van wat daar gebeurt is in die periode dan hier.
 
Back
Top