Dirk, jij stelt dat jouw voeding van 30V geschakeld wordt op hoge frequentie, en door dat schakelen wordt het afgegeven vermogen geregeld. Dus 0% niet schakelen maar constant uit, 100% is niet schakelen maar constant aan, en alles daartussen is x keer per seconde schakelen, met een bepaalde pulstijd. Hoe langer de puls, hoe hoger het afgegeven aantal watts. De draadtemperatuur reageert uiteraard veel langzamer dan al die pulsen, en is dus constant. Het voordeel van deze methode is de doseerbaarheid.
Ja!
Er is echter geen terugkoppeling, er wordt niks geregeld als de weerstand van de draad door externe factoren zoals luchtstroming of varierende lengte van de draad in het werkstuk verandert. Toch?
Ja.
Toch is er wel een terugkoppeling naar de software, maar die komt vanuit de 'hoog'frequente schakeling. Hoe dat technisch gesproken exact is uitgevoerd weet ik niet.
En als ik die doseerbaarheid kan behalen op een andere manier, is toch het resultaat gelijk.
Ja. (het wordt saai ;-))
Ik ga mijn analoge paneelmeter eens vervangen door een digitale met 3 cijfers achter de komma. En de potmeter waarmee ik doseer (ik gebruik dit ding:
Conrad Vermogensregelaar 230 V/AC Module in de Conrad online shop) vervangen door een meerslags trimpot. Ik heb geen idee hoe precies ik dan kan regelen, maar dit geintje kan ik voor een paar kwartjes voor elkaar krijgen. En dan kan ik op de paneel meter kijken hoe constant de stroom is, als ik snij en ondertussen van de trimpot afblijf.
Ik vind dat onderzoekje boeiend. Gewoon doen.
Over de bruikbaarheid heb ik mijn twijfels ...
De enige echt relevante parameter is de warmte van de draad. Ik weet dat er 1 of 2 jaar geleden een Amerikaan is geweest die heeft geprobeerd dat te meten. Met een infrarood thermometer, gemonteerd aan de draadbevestiging. Maar de draadtemperatuur binnen en buiten het schuim is erg verschillend. Het is hem uiteindelijk niet gelukt die temperatuur binnen goed te meten.
Er blijft dus enkel de stroom over als betrouwbare variabele.
Overigens moet je ook niet al te zeer aan die stroomsterkte hangen, mits je maar goed herhaalbaar dezelfde waarde kunt instellen. Die Amerikaan (Anker Berg-Sonne) heeft nl. ook keihard aangetoond dat de kerf geen lineaire grootheid is in relatie tot temp/stroomsterkte c.q. snijsnelheid. Wil je het dan goed doen dan moet je met een tabel gaan werken: 3 dimensies: stroom, snelheid, kerf. Voor elke stroom-snelheid-combinatie moet je de kerf bepalen.
Men adviseert meestal om de kerf te bepalen door een blok schuim te nemen, de hoogte op te meten (met schuifmaat), dan een aantal horizontale sneden te maken (stel 10). Dan de hoogte van alle blokjes op elkaar te meten (eerst de randjes afschuren, want daar ontstaat een smeltbraam). Het verschil gedeeld door (in dit voorbeeld) 10 is de kerf.
Ik meet de kerf anders. Ik snij een profiel (koorde 150 mm of zo, 10% dik, en een behoorlijk dunne eindlijst) zonder aftrek van beplanking. Schuim is dus het exacte profiel. Ik meet de gerealiseerde koorde, en het dikste punt (houd rekening met wat er in de volgende alinea staat!!!). Vervolgens pas ik de kerf aan, aan het gemeten resultaat. Daarbij moet je geen denkfouten maken. Als b.v. koorde en dikte te klein blijken, is de kerf in de software te klein gedefinieerd (de draad wordt dan te dicht bij het profiel gehouden).
Tot slot: de draad buiten het schuim is
heter dan de draad binnen het schuim. Dat komt omdat daar warmte wordt verbruikt om schuim te smelten. Dat betekent dat de draad in het schuim maar minder dan 10 mm van de zijkant toch heter is (de draad geleidt die warmte naar binnen). De kerf is daar groter. Daarom snijd ik tegenwoordig panels tenminste 1 cm groter (spanwijdte) aan elke kant. En na afloop snijd ik die tippen eraf.
Je ziet die grotere kerf het beste aan de eindlijst. Die eindigt afgerond naar de tippen toe.
Dirk.